RapportDe ecologische haalbaarheid van de Natura 2000 instandhoudingsdoelen voor vogels

Download
De ecologische haalbaarheid van de Natura 2000 instandhoudingsdoelen voor vogels
Omslag De ecologische haalbaarheid van de Natura 2000 instandhoudingsdoelen voor vogels

Deze studie was gericht op het beantwoorden van de vraag of de gestelde instandhoudingsdoelen voor vogels in het kader van Natura 2000 ecologisch haalbaar zijn. Als eerste stap hebben we daarbij bepaald ‘welke vogelsoorten nu al wel aan hun doel voldoen en welke niet’. Hierbij is gebruik gemaakt van de systematiek zoals gehanteerd wordt in het kader van de Habitatrichtlijn. Hierbij wordt vastgesteld of soorten zich wel of niet in een gunstige staat van instandhouding bevinden. Deze systematiek is ook al eerder voor vogels gebruikt in het Natura 2000 doelendocument, echter omdat de staat van instandhouding formeel niet wordt genoemd in de Vogelrichtlijn spreken we in deze studie over de Indicatieve Staat van Instandhouding (I-SvI). Voor het bepalen van de Staat van Instandhouding wordt gekeken naar de aspecten Populatie, Verspreiding, Leefgebied en Toekomstperspectief. Voor de beoordeling van deze aspecten kan het beste gebruik worden gemaakt van gunstige referentiewaarden. Voor vogels zijn deze echter niet vastgesteld zoals dat bij habitattypen en soorten in het kader van de Habitatrichtlijn wel het geval is. Bij vogels hebben we het gestelde aantal in het landelijke doel als de gunstige referentiewaarde voor het aspect populatie gebruikt. Naast aantal wegen ook de ontwikkeling in aantallen (trend) en demografie mee bij het aspect populatie. De beoordeling van de aspecten verspreiding, leefgebied en toekomstperspectief worden toegelicht in paragraaf 2.1.2. De beoordeling van de I-SvI van de afzonderlijke soorten staat in bijlage 1. Van de broedvogels bevindt 44% van de soorten met een landelijke doelstelling (n=45) zich in een gunstige I-SvI en van de niet-broedvogels 51% (n=65). Zowel bij broedvogels als bij niet-broedvogels is dit een kleine verbetering ten opzichte van de situatie in 2006, waarbij de verbetering bij broedvogels groter is dan bij de niet-broedvogels (respectievelijk 6 en 3%).

 

Van de soorten die zich momenteel in een matige of slechte I-SvI bevinden is onderzocht of het doel in de toekomst op ecologische gronden wel haalbaar is. Hiervoor hebben we per soort vastgesteld welke drukfactoren het behalen van het doel belemmeren en op welk schaalniveau het speelt. Daarna hebben we vanuit de aard van de drukfactor en de schaal waarop deze speelt de oplosbaarheid ingeschat en de haalbaarheid van het doel voor de soort bepaald. De beoordeling van deze haalbaarheid staat voor de afzonderlijke soorten in bijlage 2. Samengevat blijkt dat er voor veel vogelsoorten nog grote knelpunten zijn om de landelijke instandhoudingsdoelen te halen maar dat op ecologische gronden de doelen wel haalbaar worden geacht, zeker op de langere termijn. Dit hangt samen met het feit dat veel knelpunten toch vooral met oorzaken binnen Nederland samenhangen die in principe met beheer en inrichting kunnen worden aangepakt. Er zijn vanuit deze analyse geen redenen om de instandhoudingsdoelen op dit moment te veranderen.

Uitgever
Sovon Vogelonderzoek Nederland
Rapportnr
2016/51