RapportBroedvogels in Nederland in 2016
Dit rapport vat de belangrijkste resultaten samen van het landelijke Meetnet Broedvogels in 2016 en is het 14e op rij waarin verslag wordt gedaan van de verschillende onderdelen van het meetnet. Hiermee worden zowel algemene als zeldzame soorten gevolgd (Broedvogel Monitoring Project), evenals kolonievogels. Voor stadsvogels en broedvogels van het agrarisch gebied worden speciale tellingen georganiseerd (Meetnet Urbane Soorten resp. Meetnet Agrarische Soorten). Ook resultaten uit een meetnet dat in 2016 geen onderdeel vormde van het NEM worden meegenomen (Constant Effort Sites).
Goed
Dankzij de zachte winter (voor de jaarrond verblijvende soorten) en de gunstige omstandigheden in grote delen van de Afrikaanse overwinteringsgebieden (voor onze zomervogels) was 2016 voor veel vogelsoorten een goed jaar. Dat resulteerde onder meer in 38 soorten die talrijker waren dan ooit sinds 1990, met daarbij veel wintergevoelige soorten als IJsvogel, Vuurgoudhaan en Roodborst. Daarnaast zitten veel relatief nieuwe broedvogels als Cetti’s Zanger, Kraanvogel, Grote Zilverreiger, Middelste Bonte Specht en Oehoe in de lift. Bij veel van deze soorten is de populatie vooralsnog beperkt tot enkele paren, maar bij Middelste Bonte Specht gaat het naar schatting reeds om 750-850 paren en bij de Cetti’s Zanger om liefst 1050-1250 paren. De spectaculaire opkomst van de Zeearend kreeg een vervolg: ditmaal zeven broedparen (wel met wisselend succes). Dé primeur van 2016 was echter het eerste geslaagde broedgeval van de Visarend sinds mensenheugenis, een eer die de Biesbosch toekwam. Op 4 augustus vloog hier een jonge vogel uit. Van de Dwerguil kon voor het eerst een territorium worden vastgesteld (in de Groote Peel NB).Veel van de soorten die het goed deden, voelen zich vooral thuis in bos (bijv. Boomklever, Appelvink, Grote Bonte Specht, Goudvink) en moeras (bijv. Lepelaar, Waterral, Purperreiger, Snor). Kenmerkende soorten van het agrarisch gebied zijn (wederom) minder goed vertegenwoordigd.
Slecht
Het mocht dan een goed jaar zijn voor veel broedvogelsoorten, toch waren er ook 22 soorten die in 2016 de slechtste score ooit sinds 1990 evenaarden of zelfs overtroffen. Van de Korhoen, Kuifleeuwerik en Grauwe Gors kon geen enkel (niet uitgezet) paar worden getraceerd; ze staan op het punt van uitsterven en gaan daarmee Duinpieper en Ortolaan achterna. In Afrika overwinterende soorten hebben het gemiddeld moeilijker dan soorten die in Europa blijven; 32% van de soorten met de slechtste score behoort tot deze categorie, tegen slechts 21% van de soorten die het in 2016 erg goed deden. Verder valt op dat relatief veel kenmerkende soorten van agrarisch gebied het slecht doen. Dat geldt zowel voor weidevogels als Scholekster, Kievit en Grutto, als voor soorten van diverse kleinschalige agrarische landschappen als Paapje en Ringmus. Bij de grotendeels kustgebonden soorten valt de afname van zowel Visdief als Noordse Stern op. Een te gering broedsucces lijkt hierbij een sleutelfactor.
Mager broedsucces
Overigens bleek uit het CES-project dat het broedsucces van veel zangvogels van struweel en moeras erg mager was. Wellicht speelden het koude en natte einde van april en de lokaal door zware buien geteisterde junimaand een aantal soorten parten.
Samenvattend
Berekend over de periode 1990-2016 vertoont 44% van de 189 onderzochte soorten een sterke of matige afname, 46% een matige of sterke toename, en is de trend bij de overige soorten stabiel of onzeker. Ook op de kortere termijn bekeken, vanaf 2007, is het aandeel soorten met afnemende trend (33%) iets lager dan die met toenames (38%).
- Uitgever
- Sovon Vogelonderzoek Nederland
- Rapportnr
- 2018/01