RapportBroedvogels van de Zuidkust van Schouwen
In het voorjaar van 2018 zijn de broedvogels van 1478 hectare natuurgebied langs de Zuidkust van Schouwen-Duiveland geïnventariseerd. Het onderzoeksgebied is verdeeld in 23 deelgebieden. Alle op Schouwen gelegen gronden van het natuurontwikkelingsproject ‘Plan Tureluur’ zijn geïnventariseerd. Het onderzoeksgebied wordt beheerd door Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer.
Het veldwerk is uitgevoerd door vrijwilligers van de Vogelwerkgroep Schouwen-Duiveland en door enkele professionele karteerders. Alle door kustbroedvogels bewoonde gebieden werden tevens bezocht door medewerkers van Delta Project Management (DPM), dat jaarlijks broedvogeltellingen uitvoert in opdracht van Rijkswaterstaat. De medewerkers van DPM brachten tevens het broedsucces van kustbroedvogels in kaart.
De resultaten van de broedvogelkartering van 2018 worden per deelgebied en per soort vergeleken met eerdere karteringen.
In het gehele onderzoeksgebied zijn 94 soorten broedvogels vastgesteld. Gemiddeld waren per telgebied 28 soorten aanwezig. De grootste soortenrijkdom was te vinden in de Prunje-Noord (48 soorten), gevolgd door het Gasthuisbevang (40) en de Westenschouwse Inlaag-West (38). Het hoogste aantal territoria was te vinden in het Pikgat (2543 paar), de Prunje-Noord (2060) en het Gasthuisbevang (838).
Het belang voor de als broedvogel aangewezen doelsoorten van het Natura 2000-gebied Oosterschelde was het grootst in de Weevers Inlaag, het Pikgat en de Klein Beijerenpolder. Wat betreft de presentie van doelsoorten van de relevante SNL-beheertypen scoren de Klein Beijerenpolder, het Gasthuisbevang en Inlaag & Karrevelden Levensstrijd erg goed.
De waarde voor soorten van de Nederlandse Rode Lijst was het grootst in het Pikgat, de Weevers Inlaag en de Prunje-Noord.
De waarde van de zuidkust van Schouwen voor kustbroedvogels was en is groot. Veel soorten hebben geprofiteerd van de natuurontwikkeling en vertonen een opgaande trend. Van zeven soorten kustbroedvogels, waaronder Kluut, Visdief en Strandplevier, broedt tenminste 10 procent van de Delta-populatie in het onderzoeksgebied.
De trend bij weidevogels is variabel, maar de dichtheden van vrijwel alle soorten weidevogels zijn aanmerkelijk hoger dan die in agrarisch gebied. De Scholekster lijkt stabiel, terwijl de soort elders in de regio en in Nederland afneemt.
Een opvallende en vooraf niet voorziene ontwikkeling is de opkomst van broedende ganzen. Inmiddels is de zuidkust een van de belangrijkste Nederlandse broedgebieden voor de Brandgans. Ook de opkomst van Zilvermeeuw en Kleine Mantelmeeuw was niet voorzien.
In de langs de zuidkust gelegen bosgebieden is een ontwikkeling naar een meer complete bosvogelgemeenschap gaande. Soorten als Boomkruiper en Grote Bonte Specht zijn hier inmiddels algemeen, terwijl een soort als de Appelvink zich recent lijkt te vestigen. Kenmerkende soorten van struweel en jonge bosstadia vertonen juist een dalende trend.
Het broedsucces van veel kustbroedvogels was matig tot slecht. De oorzaken daarvoor worden benoemd in de soortteksten en komen terug in de evaluatie. De uitdaging voor de beheerders van de natuurgebieden langs de Schouwse zuidkust zit hem vooral in het bieden van kansen aan broedvogels van dynamische milieus in een minder dynamische omgeving met veel randvoorwaarden. Dat is niet eenvoudig, maar de in dit rapport beschreven rijkdom aan broedvogels maakt duidelijk dat het zeer de moeite waard is.
In bijgaande PDF treft u geen soortkaarten aan. Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met jacintha.vandijk@sovon.nl.
- Uitgever
- Sovon Vogelonderzoek Nederland
- Rapportnr
- 2018/75