RapportDe Grote Karekiet in de knel. Analyse van sturende factoren in de achteruitgang van de Grote Karekiet in Nederland

Omslag De Grote Karekiet in de knel. Analyse van sturende factoren in de achteruitgang van de Grote Karekiet in Nederland

De Grote Karekiet staat als 'bedreigd' vermeld op de Rode Lijst van Nederlandse broedvogels. De kleine broedpopulatie (90-110 broedparen) en afnemende trend hebben er mede voor gezorgd dat de soort, naast 10 andere prioritaire soorten, voorkomt in het Actieplan Bedreigde Soorten van Vogelbescherming.


Vogelbescherming Nederland is in 2016 samen met een aantal partners een actie begonnen om de Grote Karekiet te helpen in een van de laatste grote bolwerken, de Loosdrechtse Plassen. Daarnaast wil zij meer kennis ontwikkelen van de populatiedynamiek van deze aandachtsoort en daarmee van het handelingsperspectief met het oog op bescherming. Zij heeft dan ook aan Sovon opdracht gegeven zoveel mogelijk reeds aanwezige gegevens van demografische parameters te verzamelen en de ‘knelpuntenanalyse kwetsbare soorten’ opgesteld door het Centre for Avian Population Studies (CAPS) uit te voeren. Een belangrijk onderdeel van deze knelpuntenanalyse is een expertbijeenkomst waarbij met de Delphi-methode consensus wordt bereikt over het belang van verschillende knelpunten en de bijbehorende stressoren. Naast meer inzicht in de belangrijkste knelpunten in de levenscyclus van de Grote Karekiet, moet dit onderzoek de methode evalueren om deze knelpunten te bepalen.
De onderzoeksvragen die voorliggend rapport tracht te beantwoorden zijn dan ook:
  1. Wat zijn de belangrijkste sturende factoren in de achteruitgang van de Grote Karekiet in Nederland?
  2. Is de door het CAPS opgestelde leidraad ‘knelpuntenanalyse kwetsbare soorten’ 1) praktisch uitvoerbaar en 2) leidt deze tot concrete handvatten ten aanzien van de noodzakelijke inrichtings- en beheermaatregelen, dan wel ten aanzien van het benodigde onderzoek dat tot deze handvatten zal leiden?

Demografie


Door Van der Winden et al. (2020b) werd in de jaren 2018 en 2019 een reproductie vastgesteld van 1,3 vliegvlugge jongen per nest in de Loosdrechtse Plassen en 2,4 vliegvlugge jongen per nest in de noordelijke Randmeren. Het lage broedsucces in de Loosdrechtse Plassen is volgens de auteurs een belangrijk knelpunt voor de lokale populatie en wordt waarschijnlijk veroorzaakt door de slechte rietkwaliteit in het gebied. Het broedsucces in de noordelijke Randmeren is goed vergelijkbaar met dat gevonden in andere studies en jaren. De overleving werd geschat op 29% voor juveniele en 63% voor adulte vogels, op basis van gegevens van in de Randmeren gekleurringde mannen in de periode 1994-2000 (Foppen, 2001). Na deze periode werden onvoldoende Grote Karekieten ge(kleur)ringd en afgelezen/ teruggevangen om een recentere schatting van de overleving te kunnen maken. Op basis van de demografische gegevens uit de literatuur is een eenvoudig populatiemodel opgesteld. De met dit model berekende populatiegroeisnelheid bedroeg 0,94, wat een jaarlijkse afname van 6% betekent en zeer goed overeenkomt met de landelijke trend voor de Grote Karekiet. De populatiegroeisnelheid was het meest gevoelig voor de adultenoverleving, dan voor de reproductie en juvenielenoverleving, dan voor het aandeel adulte vrouwtjes dat broedt en tot slot voor het aandeel eerstejaars vrouwtjes dat broedt. Dit betekent dat knelpunten die de (adulten)overleving verlagen het grootste effect zullen hebben op de groeisnelheid van de populatie. Tegelijkertijd is gebleken dat deze overleving in de periode 1994-2000 waarschijnlijk voldoende hoog was, terwijl toen ook al de populatie duidelijk afnam. Het lijkt dan ook waarschijnlijk dat de afname van de populatie te maken heeft met ofwel reproductie-tekorten ofwel habitatverlies. Om de populatie te laten stabiliseren moet volgens het model de reproductie, bij gelijkblijvende sterfte, toenemen tot 2,7 vliegvlugge jongen per broedpaar.

Knelpunten


De resultaten uit de knelpuntenanalyse wijzen op drukfactoren die van invloed zijn op de kwaliteit en –kwantiteit van het broedhabitat, met name de nestgelegenheid. Vooral het voor de Grote Karekiet van groot belang zijnde stromingsriet staat onder grote druk. De daarmee verband houdende drukfactoren zijn verminderde waterpeilfluctuaties en –dynamiek, eutrofiëring en begrazing door Grauwe Ganzen. De eerste twee factoren zorgen voor een afname in hoeveelheid en kwaliteit van het stromingsriet door versnelde successie, de laatste factor zorgt ervoor dat er geen nieuw geschikt stromingsriet ontstaat.
Tijdens de expertbijeenkomst bleek echter wel dat een duidelijke consensus over een prioritering binnen de genoemde belangrijke knelpunten niet goed mogelijk was. Er bestond discussie over het relatieve belang van (over)begrazing door ganzen ten opzichte van abiotische factoren die de rietgroei beïnvloeden zoals waterkwaliteit en/of peilbeheer. Tevens bestaat onduidelijkheid over de (indirecte) rol die voedselbeschikbaarheid, maar ook andere factoren zoals predatie van eieren en jongen, klimaatverandering en Amerikaanse rivierkreeften, spelen bij het veroorzaken van slecht broedsucces.

CAPS-leidraad


De gevolgde aanpak was succesvol omdat op een gestandaardiseerde wijze inzicht werd verkregen in belangrijke potentiële drukfactoren. De nagestreefde consensus door te werken volgens de Delphi-methode werd deels bereikt maar het verdient aanbeveling om een gemeenschappelijk expert-oordeel ook kwantitatief te onderbouwen. Het ontbreken van een goede systematiek om volgend op de drukfactoranalyse via stroomschema’s de diverse mogelijke werkingsmechanismen vast te leggen/in te schatten, verhinderde dat consensus kon worden gezocht over stressors die het meest (hebben) bijgedragen aan de achteruitgang. Hiervoor werd een nieuwe methode ontwikkeld genoemd PODICEPS: Pathways of Decline in Conservation by Evaluation of Pressures and Stressors. Met de PODICEPS-aanpak kan worden verwacht dat sneller en beter tot een consensus over de stressors kan worden gekomen. Tevens ontstaat zo naar verwachting meer inzicht in mogelijke ‘pathways’ van afname en komen daarmee handelingsperspectieven voor effectieve beschermingsmaatregelen beter voor het voetlicht.

Rapportnr
2021/97 CAPS 2021/02
Bron
import1402