KerninformatieA016 Jan-van-gent niet-broedvogel (Bouwsteen ten behoeve van het Strategisch Plan Natura 2000)

Deze bouwsteen richt zich op de Jan-van-gent in de hoedanigheid van niet-broedvogel. Jan-vangenten broeden in kolonies op rots- en klifkusten van eilanden. De broedgebieden liggen in de noordelijke Atlantische Oceaan, van Canada via IJsland, Faeröer, Noorwegen, Groot-Brittannië, Ierland, Duitsland (Helgoland) tot Noordwest-Frankrijk. In Nederland wordt niet gebroed. Volwassen vogels zijn een groot deel van het jaar (mrt-okt) aan de kolonie gebonden, van waaruit ze foerageertochten maken tot een afstand van 600 km van de kolonie. Vogels uit kolonies langs de Britse oostkust en Helgoland kunnen op hun foerageertochten ook het Nederlandse deel van de Noordzee bereiken, maar de meeste broedvogels foerageren binnen 80 km van de kolonie. Een deel van de volwassen vogels die de Nederlandse wateren in het broedseizoen aandoet heeft waarschijnlijk betrekking op niet-broeders, maar het aandeel is niet bekend. De soort overwintert op zee, zuidwaarts tot de Golf van Mexico, Noordwest-Afrika en de westelijke Middellandse Zee. De Jan-van-gent is het gehele jaar op het Nederlands Continentaal Plat (NCP) en in de kustzone aanwezig en daar een schaarse zomergast en doortrekker tot vrij talrijke wintergast. Jan-van-genten zoeken hun voedsel (rondvissen zoals haring, makreel en zandspiering) al vliegend en bemachtigen die met een stootduik. Meestal duiken ze niet dieper dan 5 m, maar duikdieptes tot 35 m komen voor. Achter vissersschepen zijn Jan-van-genten succesvolle discards-eters. Als het bij slecht weer lastiger is om scholen levende vis te exploiteren, zoeken Jan-van-genten vissersschepen op. De Europese populatiegrootte bedraagt 683.000 broedparen, overeenkomend met 1.370.000 volwassen individuen. Er worden geen verschillende biogeografische populaties onderscheiden. In Nederland verblijft in de winter ca. 0,1% van de Europese populatie, maar in de nazomer en herfst is ca. 3% van deze populatie aanwezig.