KerninformatieA137 Bontbekplevier niet-broedvogel (Bouwsteen ten behoeve van het Strategisch Plan Natura 2000)

Deze bouwsteen richt zich op de Bontbekplevier in de hoedanigheid van niet-broedvogel. Bontbekplevieren zijn jaarrond in Nederland aanwezig. Broedvogels en overwinteraars in NoordwestEuropa, waaronder ons land, behoren tot de vorm hiaticula. In de trektijd wordt deze populatie aangevuld met arctische psammodroma en tundrae vogels, die vooral in Afrika overwinteren. De Bontbekplevier is tijdens de doortrekperiode en in de winter sterk gebonden aan getijdengebieden. De meeste vogels volgen hier het getijdenritme en rusten tijdens vloed op hoogwatervluchtplaatsen, al blijft een deel van de vogels dan doorgaan met foerageren. Hoogwatervluchtplaatsen kenmerken zich door geringe vegetatiebedekking: zandplaten, stranden, kwelders en schorren, (binnendijks) inlagen en, vooral bij stormvloed, kale akkers. De voedselbiotopen bestaan in getijdengebieden uit droogvallende, vaak zandige platen. Het voedsel wordt veelal hoog op de getijdenplaten gezocht, vaak dicht tegen de kwelders en schorren aan en liefst op korte afstand van de hoogwatervluchtplaatsen. In het binnenland, waar de soort schaars is, zoeken Bontbekplevieren voedsel op zandige oevers en drooggevallen slikken in bijvoorbeeld moerassen, op onder water gezette bollenvelden en andere ondiepe wateren. Het voedsel bestaat uit zeeduizendpoten, kleine krabben en andere kreeftachtigen, insecten en wadslakjes. Van de ondersoort hiaticula overwintert in Nederland minder dan 0,1% van de flyway-populatie. Tijdens de doortrekperiode zijn de aantallen veel hoger en verblijft naar schatting 4-7% van de flyway-populatie in ons land. Van de ondersoorten psammodroma en tundrae verblijft in de trektijd naar schatting ca. 4% van de gezamenlijke flyway-populaties, waarbij de onderlinge verhouding niet goed bekend is.