KerninformatieA229 IJsvogel broedvogel (Bouwsteen ten behoeve van het Strategisch Plan Natura 2000)

Deze bouwsteen richt zich op de IJsvogel in de hoedanigheid van broedvogel. IJsvogels zijn gebonden aan zoet en helder water; ze foerageren bij voorkeur in langzaam stromend water en broeden zowel aan stromend als stilstaand water. Voor hun nest graven ze een tunnel van een halve tot een hele meter diep in een steile, afkalvende oeverwand van bij voorkeur leemhoudend zand. Het nest ligt direct aan of binnen 200 m van water. Ze jagen vanaf laaghangende takken boven het water op kleine visjes en soms ook op waterinsecten, zoals libellenlarven. Het foerageergebied kan zich uitstrekken tot op enkele kilometers van het nest. Nederlandse IJsvogels blijven jaarrond in het broedgebied of zwerven over korte afstanden. Vanaf de nazomer wordt de populatie aangevuld door buitenlandse vogels, wat dan leidt tot een flinke toename in de winterpopulatie. In winters met aanhoudende strenge vorst vallen veel slachtoffers onder IJsvogels, omdat hun voedsel dan onbereikbaar is. Hiervan kan de populatie snel weer herstellen doordat ze meerdere broedsels per jaar succesvol kunnen groot brengen In Nederland broedt minder dan 0,1% van de geschatte Europese broedpopulatie.