KerninformatieA027 Grote Zilverreiger niet-broedvogel (Bouwsteen)

Deze bouwsteen richt zich op de Grote Zilverreiger in de hoedanigheid van niet-broedvogel. Tot 1984 was deze soort een zeldzaamheid, echter vanaf de eeuwwisseling namen de aantallen spectaculair toe. Niet alleen in grote, waterrijke natuurgebieden en veenweides, maar verspreid door heel Nederland. Deze soort is het talrijkst in oktober, waarna de aantallen dalen en in november-februari een kwart lager liggen. Grote Zilverreigers overnachten binnen 15 km van hun foerageerplek op gemeenschappelijke slaapplaatsen. Ze zoeken hun voedsel overdag, meestal bewegingloos wachtend in ondiep water of bijvoorbeeld in weilanden. Het dieet in de winter bestaat uit vissen met een lengte van 5 tot 15 cm, kleine zoogdieren zoals muizen en mollen, en incidenteel kleine vogels. De soort reageert snel en massaal op hoge dichtheden van Veldmuizen, waardoor concentraties op slaapplaatsen kunnen verdubbelen. Bij strenge vorst verplaatsen Grote Zilverreigers naar open water in Zuidwest-Nederland, zoals de Biesbosch. In Nederland komt de ondersoort Casmerodius albus albus voor, die behoort tot West-, Centraal-, Zuidoostelijke-Europese/Zwarte zee en Mediterrane flyway-populatie. In Nederland verblijft in de winter ca. 5% van de flyway-populatie.