KerninformatieA103 Slechtvalk niet-broedvogel (Bouwsteen)

Deze bouwsteen richt zich op de Slechtvalk in de hoedanigheid van niet-broedvogel, in de praktijk vooral een overwinteraar. Bij de sterk in omvang toegenomen Nederlandse broedpopulatie (190-210 broedparen) gaat het voornamelijk om standvogels, maar deze populatie wordt van augustus tot in april aangevuld met doortrekkers en overwinteraars uit Noord-Europa. Doortrek en overwintering is in Nederland al eeuwen een in het oog springend fenomeen. Zo kwamen tot ver in de 19e eeuw Britse valkeniers elk najaar naar Nederland om Slechtvalken te vangen. De 500-800 vogels die in Nederland overwinteren, keren jaarlijks naar dezelfde overwinteringsplekken terug. Vooral open waterrijke gebieden zoals het Waddengebied en de zuidwestelijke Delta oefenen dan een grote aantrekkingskracht uit. Hier staan eenden, steltlopers en meeuwen op het menu die met drieste achtervolgingsvluchten worden bemachtigd. Buiten wetlands heeft de Slechtvalk het vooral op duiven gemunt. In de winter verblijft ongeveer 2% van de Europese (minus Russische) populatie in Nederland, waarvan de helft bestaat uit noordelijke overwinteraars.