KerninformatieA130 Scholekster niet-broedvogel (Bouwsteen)

Deze bouwsteen richt zich op de Scholekster in de hoedanigheid van niet-broedvogel. Deze soort is buiten het broedseizoen grotendeels gebonden aan wadgebieden en estuaria. De Waddenzee is het belangrijkste overwinteringsgebied van deze soort, maar ook het Deltagebied herbergt tienduizenden vogels. Strenge vorst kan zorgen voor een gedeeltelijke uittocht van Scholeksters uit de Waddenzee richting Frankrijk en de Delta. De soort foerageert vooral op schelpdieren (Mossels, Kokkels, Nonnetjes) en in de zomer ook op wormen die verzameld worden op bij laagwater droogvallende wadplaten en schelpdierbanken. Bij hoogwater concentreren ze zich in grote groepen op hoogwatervluchtplaatsen. In het binnenland vormen vooral regenwormen en emelten hun voedselbron. Een groot deel van de Scholeksters die buiten de broedtijd in Nederland voorkomt, betreft eigen broedvogels. In Nederland verblijft in de winter ca. 20-25% van de flyway-populatie.