KerninformatieA149 Bonte Strandloper niet-broedvogel (Bouwsteen)

Deze bouwsteen richt zich op de Bonte Strandloper in de hoedanigheid van niet-broedvogel. De Bonte Strandloper is in Nederland doortrekker in zeer groot aantal en wintergast in groot aantal, waarbij de grootste concentraties zich in de Waddenzee en het Deltagebied bevonden. Buiten het broedseizoen bestaat de habitat vooral uit getijdengebieden en estuaria. Kleine aantallen Bonte Strandlopers zijn tijdens de dootrekperiode te zien in zoetwatergebieden in het binnenland. Het voedselbiotoop omvat zandige maar ook zeer slikkige platen in intergetijdengebieden en alle gradaties daar tussenin. De soort zoekt ook voedsel op drooggevallen slikken in moerassen of op slikkige oevers van rivieren, plassen en andere wateren. De Bonte Strandloper foerageert op bodemfauna en eet voornamelijk wormen, kleine schelpdieren en kreeftachtigen. De Bonte Strandloper gebruikt doorgaans met lage vegetatie begroeide kwelders, naast zand- en modderbanken, stranden en inlagen als gezamenlijke hoogwatervluchtplaatsen en deelt die locaties vaak met andere steltlopers. De broedgebieden liggen deels in Noord-Europa en Noordwest-Siberiƫ (ondersoort C. a. alpina), een ander deel broedt op Groenland, IJsland, de Britse eilanden en rond de Oostzee (ondersoort C. a. schinzii). Het overgrote deel van de in Nederland verblijvende Bonte Strandlopers behoort tot C. a. alpina, waarvan in Nederland in de winter naar schatting 20-25% van de flyway-populatie verblijft. Bij C. a. schinzii worden drie deelpopulaties onderscheiden, in Nederland komen vogels van de kleine 4.000 vogels tellende populatie voor die broedt in Zuid-Scandinaviƫ en de Baltische staten. Welk percentage daarvan in Nederland verblijft is niet bekend.