KerninformatieA161 Zwarte Ruiter niet-broedvogel (Bouwsteen)

Deze bouwsteen richt zich op de Zwarte Ruiter in de hoedanigheid van niet-broedvogel. In Nederland is deze middelgrote steltloper vooral een doortrekker en daarnaast een wintergast in zeer klein aantal, waarbij de meeste overwinteraars in de Zuidwestelijke Delta zijn te vinden. Zwarte Ruiters prefereren ondiepe en de meest slikkige delen van getijdengebieden, maar kleinere aantallen zijn te vinden in het binnenland waaronder in het rivierengebied. In kustgebieden foerageert de Zwarte Ruiter voornamelijk op Zeeduizendpoten, garnalen, kleine krabben en kleine vissen. De droogvallende mosselbanken zijn een belangrijk voedselbiotoop waar vaak in groepsverband voedsel wordt gezocht in plasjes tussen de mosselbulten. Het rusten bij vloed gebeurt dan op gemeenschappelijke rust- en hoogwatervluchtplaatsen op stranden en randen van kwelders. De vogels die Nederland aandoen maken deel uit van de Noord & Zuid-Europese en Noord & West-Afrikaanse Flyway. Het broedgebied van deze flyway-populatie omvat subarctische en arctische gebieden in Fenno-Scandinaviƫ en Rusland. De meeste Zwarte Ruiters die Nederland aandoen broeden in Finland of in NW-Rusland. Het belangrijkste overwinteringsgebied is te vinden in Afrika, zowel langs de kusten als in zoetwatergebieden ten zuiden van de Sahel. Kleinere aantallen verblijven in de winter langs de WestEuropese kusten noordelijk tot Nederland en de Britse eilanden. In Nederland verblijft in de winter minder dan 0,2% van de flyway-populatie, maar in de doortrekperiode is 3-4% van de flywaypopulatie in Nederland aanwezig.