KerninformatieA187 Grote Mantelmeeuw niet-broedvogel (Bouwsteen)
Deze bouwsteen richt zich op de Grote Mantelmeeuw in de hoedanigheid van niet-broedvogel. Veel broedvogels van rotskusten van Scandinavië, de Faeröer en de Britse Eilanden brengen het najaar en de winter door op en langs Nederlandse wateren waaronder het Nederlands Continentaal Plat (NCP). Onze wintergasten komen vooral uit Noorwegen, met kleinere aantallen van de Britse Eilanden. Op de Noordzee overzomeren Grote Mantelmeeuwen ook in klein aantal. Veel vogels arriveren van juli tot november om na januari weer af te nemen. Op de Noordzee komen ze in lage dichtheden voor, waarbij de meeste vogels worden aangetroffen binnen 100 km van de kust. Bij viskotters en offshore platforms komen ze geconcentreerd voor om voedsel te verzamelen respectievelijk te rusten. In het broedseizoen leven veel Grote Mantelmeeuwen in zeevogelkolonies, en eten dan vooral vogels. Buiten het broedseizoen wordt met name op zee veel vis gegeten. Ze kunnen niet diep onder water duiken en bemachtigen vis vooral op het zeeoppervlak, of pakken die af van andere zeevogels. Veel vis (discards) wordt achter vissersschepen bemachtigd. Sinds 1993 wordt ook in Nederland gebroed in de Zuidwestelijke Delta, het Waddengebied en langs het IJsselmeer. De aantallen zijn echter bescheiden met 86-90 broedparen in 2020. In Nederland verblijft in de winter 5-10% van de flyway-populatie.