KerninformatieA164 Groenpootruiter niet-broedvogel (Bouwsteen)

Deze bouwsteen richt zich op de Groenpootruiter in de hoedanigheid van niet-broedvogel. Groenpootruiters broeden in nagenoeg geheel noordelijk Euraziƫ en zijn in Nederland vooral doortrekker, waarbij de hoogste aantallen aanwezig zijn tijdens de najaarstrek. De in Nederland doortrekkende vogels maken deel uit van de Oost-Atlantische flyway-populatie. Deze vogels overwinteren zowel langs de kusten als in zoetwatergebieden van West-Afrika en de Sahel. Groenpootruiters concentreren zich tijdens de najaars- en voorjaarstrek in Nederland voornamelijk in intergetijdengebieden, een kleiner aantal maakt gebruik van diverse binnenlandse wetlands, met name langs de grote rivieren. In Nederland overwinteren slechts enkele exemplaren, voornamelijk in de Delta. In de getijdengebieden zoekt deze soort zijn voedsel op drooggevallen platen, vaak in de omgeving van ondiepe geulen, plasjes en prielen. In het binnenland foerageren ze meestal op slikkige oevers of in ondiep water, langs en in rivieren en plassen, sloten, vennen en opgespoten terreinen. Het voedsel van de groenpootruiter vertoont grote verscheidenheid. In intergetijdengebieden eet de soort visjes (veelal grondels), garnalen, kleine krabben of wormen. In het binnenland voedt hij zich met visjes, wormen, kikkers en salamanders en hun larven. In het intergetijdengebied variƫren hoogwatervluchtplaatsen van schaars begroeide kwelders, randen van plassen en inlagen en binnendijkse graslanden. In Nederland verblijft gedurende de trekperiode 3-5% van de flywaypopulatie