KerninformatieA702 Toendrarietgans niet-broedvogel (Bouwsteen)
Deze bouwsteen richt zich op de Toendrarietgans in de hoedanigheid van niet-broedvogel. De Toendrarietgans komt in Nederland voor als wintergast en is het talrijkst in november-februari. Een combinatie van een geschikte en verstoringsvrije slaapplaats met gebieden die voldoende voedselaanbod hebben, zijn van belang voor de Toendrarietgans buiten de broedtijd. Ze leggen soms meer dan 20 km af tussen slaapplaats en voedselgebied. Slaapplaatsen omvatten meestal meren en (zand)plassen of ondergelopen gebieden, inclusief plasdras situaties op akkers. De Toendrarietgans is een planteneter. Meer dan andere ganzensoorten foerageren Toendrarietganzen op akkers met oogstresten van met name aardappelen, maïs en suikerbieten. Vanaf december foerageert de soort ook in toenemende mate op graslanden. De Toendrarietganzen die in Nederland overwinteren behoren tot de Siberische/Noordoost- en Zuidwest-Europese flyway-populatie. De bij ons overwinterende Toendrarietganzen broeden vooral op de toendra van Europees Rusland en omvatten tot ca. 45% van de flyway-populatie, vooral in koudere winters.